De tomatensoep herinnerde mij dus aan de sterfdag van mijn opa. Opa was in het ziekenhuis in Leiderdorp overleden. "Je opa was op", zei een arts later. Ik weet niet beter dan dat mijn opa heel vaak gezegd heeft dat hij de 90 wilde halen. Dat is dus uitgekomen. Ruim een maand later overleed hij. Ik ben de dag erop met mijn vader naar het mortuarium van het ziekenhuis gegaan. Mijn pa had mij gevraagd mee te gaan voor een laatste groet. Het was een vreemde gewaarwording toen ik in een kille ruimte kwam, waar een muur van grijze lades stond. Een medewerker trok een van de lades open. Daar lag mijn opa. Ik schrok van het beeld, van zijn bleke, vlekkerig gelaat.
Ik was met enige tegenzin meegegaan. Eerder had ik als 10 jarig kind het lijden van mijn oma gezien. Ik weet nog dat ze bij ons thuis, zittend bij het raam, vertelde over haar kaakprobleem. Later lag ze bij haar thuis in de huiskamer op bed, naast de deur naar de gang. In de kamer hing een nare geur. De geur van ontbinding. Ik heb een paar keer bij haar op dat bed gezeten. Niet wetend wat ik zeggen moest, tegen mijn zichtbaar lijdende oma. Later heb ik van mijn enige oma afscheid genomen in het ziekenhuis. Ze herkende mij niet meer. Ik denk dat het gebeuren meer met mij gedaan heeft dan ik toen vermoedde. Ik had en heb nog steeds erg veel moeite met zo'n soort afscheid.
Toen ik later weer in dergelijke situaties terechtkwam, besloot ik wat meer afstand te nemen van dierbaren. Helaas begrijpt niet iedereen dat. Ik zie het als een stukje zelfbescherming, om te voorkomen dat ik niet weer in een depressie beland waarin mijn dagelijks leven om zelfdestructie draait. Ik ben weer van mezelf gaan houden en wil dat blijven doen.