Voor mij fietst een meneer. Achter mij nadert een jongeman op de fiets. Voor de rest is het stil in de straat. Als we een T-splitsing naderen, begint meneer wat te zwalken. Hij doet ook pogingen om achterom te kijken. Daarbij draait hij niet echt het hoofd. Aan zijn gedrag zie ik dat meneer linksaf wil, maar hij aarzelt. De jongeman steekt keurig zijn hand uit en gaat linksaf. Ik wil rechtsaf, maar meneer is in de bocht gestopt. Ik stop naast hem en zeg : "Dag meneer. U wilde zeker linksaf?" Meneer lacht en legt zijn hand amicaal op mijn schouder. "Je hebt gelijk, maar ik wist niet wat er achter mij was", antwoordt hij lachend. Ik zei dat ik om die reden wat afstand hield. "Als u uw hand had uitgestoken, had u gewoon linksaf kunnen slaan. Ik wees op mijn spiegeltje en zei : "Dit maakt het een stuk gemakkelijker en veiliger." Meneer bleef vrolijk lachen en zei dat ie wat onzeker is in het verkeer en dat hij ook maar eens zo'n handig ding (spiegel) moest kopen. We wensten elkaar een mooie dag toe.
Bij de loods zag ik de overbuurvrouw aan het werk in haar tuin. We zien elkaar vaker en groeten elkaar dan. Dit keer sprak ik haar aan. Bedoeld om even kennis te maken, zodat ze weet wie die meneer is die zich geregeld in en rond de loods ophoudt. Ze had gezien dat ik de coniferenhaag gesnoeid heb. "Die ziet er weer mooi strak uit", complimenteerde ze mij. Ze vroeg me of ik de rest ook ga snoeien. Maar dat is niet het geval. Tenzij mij dat gevraagd wordt natuurlijk.