De heibel rond de trip van Carlson en het interview met Poetin, doet mij aan mijn eerste reis naar Roemenië denken. Dat was begin jaren 70. Ik was nog niet zo lang uit militaire dienst en was ook al op herhalingsoefening geweest. Er was toen nog sprake van de Sovjet Unie en het IJzeren Gordijn. Men vond mijn voornemen toen al levensgevaarlijk en min of meer een verraad. Volgens mijn vader (Marineman) zou ik niet meer levend terugkomen.
Zelf had ik langer het gevoel dat van de vele verhalen die wij (mijn broer en ik) als tieners hoorden over de Rus niet klopten. De SU was toen al voor ons net als de koekjestrommel en het verboden blad of boek : het maakte ons extra nieuwsgierig. Zo kwam mijn broer met De Waarheid thuis en lazen we over het programma van de CPN.
Mijn vakantie in Roemenië werd een bevestiging van ons vermoeden. Er klopte weinig van de westerse verhalen over het Oost-Europese volk. Ik herkende de gemoedelijke, gastvrije en vooral de maatschappelijke samenhang. Het was alsof ik terugkeerde naar de jaren 50 in mijn geboortedorp. Werd ik met argus ogen gevolgd? Nee. Al was het wel zo, dat er even een moment was waarop men (een groep tieners) schrok. Ik voelde al vrij snel de Roemeense taal aan. Toen de jongelui onder elkaar spraken in het Roemeens spraken over het Westen, gaf ik in het Frans een reactie. Ze schrokken merkbaar, omdat ik had begrepen wat ze zeiden. Men was bang dat ik een of andere spion was.
Ik heb daar genoten van mijn vakantie en de mensen in een gemoedelijke sfeer. Mijn gevoel had me dus niet bedot, zoals de overheid.