Onze jeugd in de jaren 50 deelden wij met onze ooms, tantes en hun oudste kinderen. Onze ooms waren de broers van mijn vader. De drie broers woonden na de oorlog bij hun ouders, mijn oma en opa. Dat was in de Koningstraat van ons geboortedorp. Daar is een aantal van hun kinderen geboren. Vanwege die situatie was er sprake van een bijzondere band met elkaar. Alsof we één gezin vormden.
Later verlieten de drie broers en hun gezinnen het ouderlijk huis. En daarmee werd het contact tussen de neefjes en nichtjes weliswaar minder, maar de onderlinge band zeker niet.
In de jaren 60, na terugkeer van Curaçao, zagen deze tienerneven en -nichten elkaar weer. Een van de ooms was met zijn gezin in België terechtgekomen. Daar hebben we ze ook bezocht, meerijdend met onze ouders. Vanwege de goede band, ben ik begin jaren 70 zelfs op mijn Benelli motorfiets naar Bornem gereden. Er spannende rit, want ik werd in België een paar keer van de weg ('de baan') gedrukt. In die periode werd mij door Belgen verteld, dat ik als tweewieler plaats moest maken voor het vierwielig verkeer. Ik werd diverse ingehaald, zonder dat het inhalend voertuig van rijbaan veranderde.
Later legde ik de bezoekjes af in mijn Fiat 128. Mijn eerste bezoek in de groene Italiaan verliep wat humoristisch. In Bornem aangekomen raakte ik even van stuk vanwege een wegomleiding. Dus besloot ik even naar de weg te vragen. Langs de weg stonden drie vrouwen te praten. Toen ik naast hen stopte en het raampje naar beneden draaide, begon een van hen ongevraagd direct met de uitleg : "Als ge den Indonezen zoekt, dan moet u hier rechts en dan de St. Amandsesteenweg volgen. Ze wonen aan den linker kant!" Ze draaide zich om en zette het gesprek met de andere twee voort. Ik heb gedurende het laatste stuk achter het stuur zitten lachen. Als ik de Fiat op de oprit geparkeerd had, zat in een mum van tijd vol met klein grut; de jongsten van de familie. 😆
De oudere neven en nichten waren al een stuk minder jong (vroege twintigers) en de oudste 3 nichten waren getrouwd of hadden verkering. De gezinnen waren ook gegroeid.
Gevolg was dat ik tijdens zo'n weekend bezoek meer in gesprek raakte met een wat jongere nicht van mij, Lisette. Ze was in die periode de oudste thuis. Er was vrij snel sprake van een bijzondere klik. Dat verraste mij, omdat ze jonger was dan ik. Al wist ik toen wel, dat meisjes sneller volwassen zijn dan jongens. We konden heel goed met elkaar vinden. We ontpopten ons als ware soulmates, die met weinig woorden uren konden praten en filosoferen over het leven. En lachen. Ja, er werd veel gelachen. Zo herinner ik me nog een zeer vroege ochtendwandeling na de bruiloft van haar oudste zus in 1972. Ze heeft het er later nog een paar keer over gehad. Over hoe ernst en humor die vroege ochtend elkaar afwisselden.
Soms kwam ze met haar zussen naar het dorp. Ze logeerden dan bij opa en tante. Terwijl haar oudere zussen naar buiten gingen (ze hadden toen contact met een vriend van mij, Henk V., de jongste broer van mijn zwager), maakten wij weer wandelingen, o.a. door Leiden, die al pratend en lachend werden afgelegd. Uiteindelijk kreeg ook zij verkering en ik niet veel later ook. Het werd een tijdje stil, totdat het internet opkwam. Mijn nicht was inmiddels in Franrijk gaan wonen met haar partner. Dankzij het www werd het contact weer opgekrikt met een briefje over en weer over dagelijkse dingen in ons gezin en leven.
Een week geleden vernam ik dat mijn lieve nicht overleden is. Aan die beruchte ziekte. Ik had niet lang ervoor haar nog even een berichtje gestuurd. Haar reactie was totaal anders dan gewoonlijk. Op de een of andere manier wist ik wat er aan de hand was. Om die reden was ik niet echt verbaasd over haar heengaan te horen. Misschien komt ze nog even langs. Het is mij meer overkomen met dierbaren die heengegaan zijn. Even een groet in het nachtelijk voorbijgaan. Dan zeg ik nogmaals : Dag lieve Lisette, rust zacht. Bedankt voor die mooie tijd en tot ziens!