Reageren met 'Maar ik eh...' was niet gewenst, tenzij ik per se een klap voor mij hoofd wilde, of, wat in die tijd gebruikelijk was, een flink pak op je donder. Met het denken had ik ook vaak problemen. Ik was toen nog niet slim genoeg om daarmee op de juiste manier om te gaan. "Je moet wel nadenken!" of "Wat dacht je eigenlijk?" waren dus niet bedoeld om zelf na te denken. Als ik zei dat ik erover had nagedacht kreeg ik 'Jij moet niet denken, maar doen!' te horen. Ga daar maar eens als kind mee om.
Spreken en luisteren |
Ik heb een jaar lang een juf gehad die aan mijn linker oor trok. Dat is trouwens nu nog te zien. Ze schreeuwde vaak in dat oor. Volgens mij begon toen mijn doofheid. En wat denk je? Gaat dat nare mens ook nog in dat doof wordend oor staan tetteren : "Ben jij soms doof, Wimmie?!" Zelfs als we moesten zingen (vaak in canon, over mevrouw van Roosendaal en haar vier jujutjes), deed ze lelijk. Alsof elk kind als Robertino Loreti kon zingen.
Toen de kapitein met zijn knalrode kop vlak bij mijn gezicht stond te brallen zei ik op rustige doch bezorgde toon : "Ik ben niet doof, kapitein." (oké, op dat moment een leugentje om bestwil, om het die keer niet weer over juf Hamerling te hebben). Daar werd hij nog bozer om. En dus ging soldaat Willempie voor het eerst op rapport CC.
Tegenwoordig gaat het allemaal heel anders. De kadaverdiscipline gaat nu van een apparaatje uit. De smartphone rules! Daar wordt heel geconcentreerd naar gekeken en geluisterd als ie weer iets te vertellen heeft. Zelfs in gevallen van grote onzin. Zo'n smartphone tettert er ook op los en vereist een paar doppen in de oren. Dat de rol van de autoritaire, veel eisende mens ooit overgenomen zou worden door een apparaatje had ik nooit verwacht. Doet me denken aan een titel voor schrijfopdracht in de jaren 60 : 'Wordt de computer de mens de baas?' Nu 50 jaar later krijg ik het antwoord : Ja dus.