Hij begint weer te prutsen en trekt de beide helften van de kettingkast uiteen. Tussen de smalle spleet door probeert hij de ketting te pakken te krijgen. Maar aan de manier waarop hij dat probeert, zie ik dat hij er geen handigheid in heeft. De kettingkast zit aan de wielkant met twee inbusboutjes vastgeschroefd. Een setje inbussleutels heb ik toevallig niet in mijn broekzak zitten. "Mag ik het eens proberen?", vraag ik. De jongeman maakt zonder iets te zeggen plaats. De ketting ligt wel op het tandwiel achter. Aan de voorkant ligt hij ingeklemd tussen het grote blad en het frame. Intussen vertelt het slachtoffer dat hij geen mobieltje heeft en dat zijn technische kennis op het gebied van fietsen zo goed als nihil is. Erg vervelend als je met pech komt te zitten in de middle of nowhere.
Het lukt me de droge, roestige ketting te lossen en met één vinger op het grote blad te leggen. "Wil je het achterwiel even van de grond houden?", vraag ik de pechvogel. Als hij het wiel los van de grond en het standaard ingeklapt heeft, draai ik behoedzaam de trapper rond. En ja hoor, de ketting blijft liggen. Ik zie wel dat de ketting met een schurend geluid door de bodem van de kast sleept. "Hij hangt wel erg slap, hoor!", waarschuw ik. Een wat rare opmerking voor mannen onder elkaar, als je niet zou weten dat we met een ketting van een fiets bezig waren. De gelukkig kijkende pechvogel leg ik even uit hoe de ketting gespannen kan worden. "Een beetje olie kan ook geen kwaad", adviseer ik, "en let goed op de kuilen anders springt de ketting er weer af." Hij bedankt mij en stapt weer op de fiets. Ik veeg mijn roestbruine vingers af aan het gras. Ik heb onverwacht alvast weer wat geoefend voor mijn werk in de fietsenwerkplaats.