Er is geen koudere wind dan de noordooster over de A6, als ik de stad achter me laat. Er is geen mooier gezicht dan in mijn spiegels terug te kijken op de plek die ik verlaat. Mensen die me gaan missen moeten maar even hun ogen sluiten. Dan sta ik plotseling weer voor hun neus. Voor even of wat langer.
Er zijn heel wat mensen langs de weg, waarvan ik weet : zij maken mij blij. Tegen de wind in rijden en schreeuwen : Ik ben vrij! Hoe ver ik het gashendel ook opentrek, de verloren tijd haal ik niet meer in. De snelweg roept en overstemt een weemoedige stem in mij.
Mijn vrienden van weleer herken ik niet meer. De voorbije tijd heeft hen veranderd. Ben alleen ik hetzelfde gebleven? Ik zet mijn reis voort, de tijd vliegt alsmaar harder. Net als de stem die mij volgt en die steeds luider en ongeruster klinkt : "Waar ben je? Wat doe je?"
Ik zwijg in alle talen en denk : "Laat me los, laat me maar gaan. Ik wil mijn verloren tijd inhalen, ik wil nooit meer stilstaan."