Toen ik wat geld te besteden had, was er weinig keus. Wij waren ook niet kieskeurig. We aten wat de pot schafte. Vanwege de opkomende kieskeurigheid kwamen steeds meer gerechten op tafel. Voor elke eter een pannetje of schaaltje. De producenten en supermarkten speelden daarop in. Ooit was er alleen maar margarine en roomboter, tegenwoordig is een complete koeling met enkel boter; allerlei soorten boter. En dat is dan alleen nog de boter. Ook andere producten zijn er in allerlei varianten. Kijk maar naar de suiker. Ik ken alleen de witte 1 kg verpakking van CSM. Tegenwoordig zijn er ook klontjes in diverse afmetingen, zakjes en reepjes en de vervangers van suiker. Er zijn ook allerlei soorten brood. Als kind hiel ik op de zaterdagochtend soms de bakker. In zijn handkar was wit en bruinbrood (ongesneden), puntjes (alleen wit) en krentenbollen. Van het wit brood was er het gewone en de casino. Als ik me (nog steeds) op dat beperkt aantal varianten richt, blijven er schappen vol andere soorten brood over.
Supermarkten hebben een machtspositie als grote afnemers. De productiesectoren worden onder druk gezet (veel producten voor weinig geld - ik noem het chantage), zogenaamd omdat de klant het wil. Zogenaamd, want het meeste geld blijft aan de strijkstok van de supermarkt kleven. Daarbij gaat het om miljoenen, zo niet miljarden. En mocht een producent daarin niet willen meegaan, dan gaat ie failliet omdat zijn grootste afnemer afhaakt. De super zelf koopt zijn producten vervolgens in het buitenland in. Desnoods tegen hogere prijzen. Tja, het is allemaal onze eigen schuld, want we zijn kieskeurig (voor elk wat wils), willen zo goedkoop mogelijk inslaan en de productiekant interesseert ons niets.