Toen Fenna en ik vanmiddag op pad gingen, zagen we een oude vrouw wat aarzelend bezig. Ze was al op leeftijd (ouder dan ik) en stak op een wat onzekere manier de straat over. Zeg maar, naar onze kant. Daar aangekomen ging ze tegen een lantaarnpaal staan leunen. Toen we bij haar aangekomen waren, groette ik haar en vroeg haar of het goed met haar ging. Ze lachte en zei dat ze wat pijn in haar been had. "Maar dat heb ik vaker hoor", zei ze geruststellend. Omdat ik haar niet eerder gezien heb, vroeg ik haar of ze bekend was met de buurt. Die vraag was eigenlijk ook een soort testje van mijn kant. Ze zei : "Ja hoor. Ik woon daar en daar (ze noemde het adres)." Ik wenste haar een goede dag. Ze bedankte mij voor mijn belangstelling. Fenna en ik zetten onze wandeling voort. Later zag ik haar bij de bushalte op een bankje zitten. Ze was halverwege haar huis. Toen ik naar haar keek, zwaaide ze. Ik zwaaide terug. Het zal wel goed komen zijn met haar.