Als ik in de rij ga staan om twee grote zakken diepgevroren frites af te rekenen (ja, vrijdag is patatdag), sta ik achter een echtpaar. Vanaf het moment dat ik bij hen in de buurt ben, hoor ik mevrouw alleen maar mopperen. Zodra op de lopende band ruimte is, begint zij met het legen van de halfvolle winkelwagen. Ze blijft mopperen, al versta ik niet wat ze precies zegt. Meneer kijkt in de bak naast hem. Hij zoekt tussen de chocolade in de aanbieding een paar fair trade repen uit en legt die bij de overige inkopen. Mevrouw ziet het en slaakt een diepe zucht. "Heb je mooi geen boodschappentas meegenomen", klinkt het verwijtend uit haar chagrijnige mond. "Wie wilde er nu boodschappen gaan doen?", vraagt meneer retorisch. "Jij mag mooi met al die spullen naar de auto lopen. Desnoods loop je vier keer", gaat ze verder. Meneer geeft eerst geen krimp. Maar dan zegt hij op rustige toon : "Dan neem ik toch liever de hele kar mee naar de auto." Met een voor haar onzichtbare glimlach knipoogt hij naar mij en schudt hij zijn hoofd zachtjes heen en weer. "Fijn, dan mag jij die kar ook mooi terugbrengen!", moppert ze alsmaar door. Ik zou ter stond weggelopen zijn, maar meneer blijft.
Terwijl de producten gescand worden, legt zij ze met een venijnige trek om de mond in de winkelwagen. Als de kassamedewerker zegt, dat het 44 euro en 80 cent is, licht ze haar hoofd op en zegt op ongeduldige toon : "Hallo, je moet betalen hoor!" Meneer trekt zijn portemonnee en pint het bedrag. Mevrouw is op weg naar de uitgang. Zonder kar. Die wacht geduldig, zonder gemopper op meneer.