woensdag 14 mei 2014

Ik ben geen vechtjas


Op 'mijn' YP408
Wel geestelijk, maar niet fysiek. Ik heb een afkeer van fysiek geweld. Toch heb ik soms moeten vechten. Dat begon al vrij vroeg als kind. Ik vocht om me staande te houden tussen de jongens buiten op straat. Vooral de vechtpartijen met oudere jongens staan me nog bij. Ik ontliep die gasten meestal, omdat ik niet van vechten houd. Ze zochten me geregeld op om even mij even klappen uit te delen. Op een gegeven moment begon ik terug te slaan.
Op Curaçao stuurde mijn pa mijn broer Joop en mij naar een soort sportschool. Die bevond zich in de marinierskazerne in Suffisant. We leerden daar 'the noble art of zelf defense', ook wel boksen genoemd en judo. We roken ook wat aan andere vechtsporten zoals karate en jiujitsu. Die laatste term schijnt in het Japans 'zachte kunst' te betekenen. Daar ga je heel anders over denken als je met een flinke klap erg onhandig op de grond terecht bent gekomen! Ik moest ook hard schreeuwen. Maar ik ben ook niet zo'n schreeuwlelijk. Ik vond wel de concentratie  en de innerlijke kracht interessant.
Op Curaçao : Tineke, David, Joop en Willem
Ik herinner me nog goed mijn laatste boksles. Die middag oefenden we op de bovendekking. De marinier was natuurlijk degene die de klappen uitdeelde aan deze magere puber. Ik vind mijn hoofd tamelijk belangrijk. Dus ving ik de stoten aardig op. Die sportinstructeur kennelijk ook, want opeens gaf ie een stoot in mijn maag! Sodejuuu! Terwijl ik naar adem snakte riep hij triomfantelijk : "De vorige lessen ook niet vergeten, kleine Indo!" Ik heb hem voor alles en nog wat uitgemaakt. In gedachte hoor, want hij was veel groter en gespierder dan ik. Hij had geluk dat ik geen vechtjas ben, anders.... had het ook wel weer zo z'n voordelen gehad. Want wie slaat nou iemand die invalide is?
Later, in militaire dienst moest ik in een man tegen man gevecht mijn tegenstander uitschakelen. Wel erg vreemd als het een maatje betreft en ik een Fal geweer in de kast had staan. Het was ook in die periode dat ik voor het laatst even fysiek aan de bak moest. Een notoire pestkop had de nare gewoonte om me van achter te schoppen. Ik had soldaat Van Adrichem al een paar keer gewaarschuwd, maar hij bleef doorgaan. Dat heeft hem een paar tanden gekost. Toen hij het weer wilde doen greep ik in een reflex zijn voet beet en draaide die om. Ik schrok zelf van het effect; hij viel letterlijk met zijn gezicht op de betonnen vloer. De uitwerking was net als vroeger :  het heeft wel heel goed geholpen. Maar ik heb toch vaak over mijn optreden gedacht : was dat nou echt nodig?
Tot nu toe heb ik me met normaal praten kunnen redden. Slaan doe ik niet. Zo probeer ik het maar vol te houden.