dinsdag 19 oktober 2021

Liefde voor talen

In de zesde klas van de lagere school kreeg ik mijn eerste lessen in Frans. Ik vond er geen bal aan. Wat een raar taaltje zeg!  Ik leerde dan ook met de Franse slag. Gelukkig werd ik er tijdelijk van verlost, toen we naar Curaçao vertrokken. Daar vond ik het Spaans wel erg leuk. Maar ik mocht daar niet aan de lessen meedoen. Het zou voor mij een halfjaar later immers Duits worden. Dus zat ik enkel te luisteren en keek ik mee in het lesboek van de leerling naast mij; yo soy macamba.
Eerder in mijn jeugd had ik wel wat met de Duitse taal opgelopen. Het begon thuis, waar mijn moeder iets voelde voor ene Rudolf Schock. Hij zong o.a. "Du bist die Welt für mich". Duitsers en de wereld. Ik begreep haar voorkeur niet zo goed, want der Rudolf was toch een Duitser? Het beeld van de nare Duitsers veranderde toen ik een paar keer was meegegaan met een vriendje naar het naoorlogse Duitsland. Daar maakte ik kennis met zijn familie; stuk voor stuk Duits en... heel erg aardig. Later kregen we Duitse buren schuin beneden ons wohnen; meneer en mevrouw Bürow. Ik deed af en toe stiekem boodschappen voor hen. Hij was ooit een militair. Maar volgens sommigen geen echte Duitse. Mijn interesse in de Duitse taal was groeiend.
De Engelse taal sprak mij van begin af aan. Vooral vanwege de muziek thuis, die Engelstalig was. Dus die taal ging er als pap in. Het Duits volgde wat later, toen ik het systeem van de lidwoorden en vervoegingen doorkreeg. Al had ik een hekel aan de idioom; losse woorden en/of uitdrukkingen. Leuke Duitse liedjes (die zijn er ook!) hielpen daarbij.
Frans kwam veel later in beeld. Volgens mij toen artiesten als Françoise Hardy (Tous les garçons) en France Gall (Poupée de cire) verschenen. Die dames trokken mij in de jaren 60 over de Franse streep. In het algemeen analyseerde ik zo'n taal. Zodoende begreep ik beter de zinsopbouw en het gebruik van (lid)woorden.
Toen ik ging werken gebeurde het dat telefonistes mij erbij riepen, want er was een Duits of Frans sprekend iemand aan de lijn. Het verbaasde me toen (begin jaren 70), dat bij een Japans bedrijf dat computers exporteerde naar Nederland geen van de Japanse medewerkers een andere taal sprak. Ik kende toen alleen Suki Yaki. Van een songfestival. En merken van Japanse motorfietsen. Probeer daar maar eens een zin in het Japans van te maken die vroeg wanneer de computers geleverd zouden worden.
Inmiddels is al dat taalgedoe van mij flink weggeëbd. Soms schrijf ik wat in het Frans aan de Roemeense Olga. Maar ook zij begint die taal lastig te vinden. Ik vind onze eigen taal ook al erg lastig geworden. Me vader, de huis, jij mij helpe enz. Zinnetjes als Dag meneer, goede morgen en meer van dat soort zijn niet meer van alledag. En er is veel Engels doorheen gejast. En dan moet ik ook nog gaan praten met iemand, waarvan ik de gender niet eens weet. Tous les garçons met een Engelse vertaling voor hen die niet zo goed zijn in Frans.