Vanmorgen ben ik even naar het Medisch centrum gewandeld om bloed te prikken. Ik ga gemiddeld één keer per jaar en dan ook nog naar het ziekenhuis, in de stad. Maar dit keer besloot ik in de buurt te blijven. Op de website van het ziekenhuis las ik dat het prikken hier in Haven vanaf kwart over negen start. Toen ik om negen uur langsliep, kende de wachtkamer een forse overflow. Ik besloot een halfuurtje te wachten en in die tijd even een boodschap te doen. Dat duurde iets langer, dus plofte ik om kwart voor tien op een stoel in de bijna lege wachtkamer. Het was verdacht stil bij het bloedprikken. Even later stak een assistente haar hoofd om de hoek en vroeg : "Zijn er nog mensen voor het bloedprikken?" Ik zwaaide met mijn formulier en antwoordde enthousiast : "Ja, graag!" Toen zei ze dat de boel al ingepakt was. Maar ze zou even vragen of ik toch nog geholpen kon worden, want ze zaten aan de koffie met koek. Dat laatste had ze niet moeten zeggen. Ik moest nuchter hier verschijnen en mijn trek in een ontbijtje begon al behoorlijk op te lopen. Wat dat betreft was ik meer dan twee uur over tijd. Opeens ging de deur weer open en een ander hoofd keek om de hoek en vroeg : "Wie moet er nog bloedprikken?" Ik mocht met haar meelopen, terwijl zij een kar met bakken vol bloed achter zich aan trok. Ze vertelde, dat men hier stopt met prikken zodra de laatste donor uit de wachtkamer is.
Ze prikte zeer deskundig. Geen blauwe plek en de vloer en muren bleven ook schoon. In mijn jonge jaren vond ik het vaak goed dat een leerling mij mocht prikken. Dat was soms bij het rampzalige af. Wat een blauwe plekken en wat een bloed! Maar ach, ook bloedprikkers moeten het eens leren. Ik kon toen ook gewoon naar die naald in mijn huid kijken en zien hoe de ader werd opgezocht en vaak gemist. Maar dat toekijken kan ik niet meer. Die lef heeft men in de loop de tijd afgetapt.