donderdag 26 december 2013

Tweede Kerstdag

Onze gast aan de kersttafel is wat ouder dan wij. Hij is een alleenstaand iemand, die geen contacten meer heeft met zijn familie en kinderen. Toch is hij een vriendelijk man met uiteraard zijn eigen bagage en trekjes. Hij vertelt over zijn scheiding en hoe de kerk daarop heeft gereageerd. Na zijn scheiding werd hij op een zondag, toen hij naar de kerk ging, opgewacht door meneer pastoor. Die gaf hem te kennen dat hij niet meer welkom was. Het was zijn laatste gang naar het huis van God, vertelde hij enigszins geƫmotioneerd.
Ik dacht : "Vreemd om iemand weg te sturen op een moment, waarop hij het geloof juist hard nodig heeft."
Zittend aan ons eenvoudig kerstdiner moest terugdenken aan de verhalen over een verloren zoon, een afgedwaald schaap en een moordenaar aan het kruis. Er heerste vreugde om hun terugkeer. Maar ach, dat was toen. Als tegenwoordig iemand na lange tijd van afwezigheid weer eens in de kerk verschijnt, krijgt hij de wind van voren en wordt hem de toegang ontzegd. Niet door de Heer, maar door iemand die beweert een vertegenwoordiger van Hem te zijn.
Ik vertelde hem over mijn broer. Zo'n vertegenwoordiger van het geloof weigerde ook bij mijn broer langs te gaan, toen hij afscheid wilde nemen van dit leven. Ook als mens weigerde meneer te komen. Mijn broer had hem voor zijn dood slechts heel even nodig.
Met het geloof is niets mis. Maar het zijn dat soort vertegenwoordigers, die ons vaak de das om doen.