dinsdag 20 juni 2017
Via Oostenrijk naar Hongarije
We zijn die dinsdag in een snel tempo door Oostenrijk gereden. Dat had niet zo zeer met hun gastvrijheid te maken, maar meer met onze planning. Vlakbij de grens met Hongarije hebben we weer een vignet gekocht. Dit keer niet in de vorm van een sticker, maar gebaseerd op registratie van het kenteken. Het is 10 dagen geldig. Rijdend door Hongarije (route Gyor, Boedapest, Szedged) was geregeld cameracontrole. Op basis van het kenteken werd gecontroleerd of de auto wel of geen vignet had gekocht. Het weer was zeer zonnig. Gelukkig stond er een flinke wind, die we door de cabine lieten waaien.
Zo’n 100 km voor Szeged zochten we weer een camping op. We hadden namelijk besloten om voortaan na het middaguur al op zoek te gaan, vanwege eerdere ervaringen. Gemiddeld hebben we nu ruim 400 km per dag gereden, met de nodige pauzes.
De campings zijn dun gezaaid in dit deel van Hongarije en het kan soms uren duren, voordat je er een gevonden hebt. Zelfs de SVR adressenlijst hielp niet echt veel, want de TomTom zei telkens het adres / woonplaats niet te kennen. We moesten dus op een creatieve manier op zoek. De Tom gaf wel campings op, maar de rijafstanden waren vaak hoog en leidden vaak terug op de reeds afgelegde route.
Komt bij dat de taal vaak aan barrière was. Velen spreken enkel Hongaars en dat is voor ons hetzelfde als Chinees : onbegrijpelijk. Zelfs in de woonplaats waar de campings gevestigd was, wisten bewoners van niets. En toch lukte het ons weer een camping te vinden. Zelfs een SVR camping met..... Nederlandse eigenaren! De camping bevond zich ten oosten van Kecskemet, een stad die zuidoostelijk van Boedapest ligt aan de M5 / E75. Het werd een ware Dakar-rit. We reden over een zeer stoffige zandweg van zo'n 3 km lang. In mijn spiegels zag ik enorme stofwolken achter ons. Na aankomst bleek de wagen zelf ook flink onder het stof te zitten.Daar verbleven enkel landgenoten, wat op zich toch ook weer leuk was. De beheerders Fred en Vera heetten ons hartelijk welkom. We zochten een plaatsje uit in de schaduw van een rij bomen. Inmiddels stond de teller op 1.400 kilometers. Het was dinsdagavond. We zijn er bijna. Bijna.