Met dat gevoel maakte ik voor het eerst kennis, toen ik mijn broertje hangend aan de lange polsstok, langzaam naar beneden zag glijden. Richting het water van een baggersloot. Hoe had ik het zover kunnen laten komen? We waren toen rond de 10 jaar of zo. Dat vreemde gevoel van schuld bekroop me steeds heftiger naarmate wij ons huis naderden. Ik moest immers op hem letten en dan dit.
Later kreeg ik weer dat gevoel. Ik had mot met mijn oudere broer. Toen hij mij wilde grijpen rende ik naar huis. Hij zat mij vlak op de hielen. Toen ik door de voordeur van nummer 74 rende, gooide ik die deur met een flinke zwaai dicht. Mijn broer wilde de deur opvangen door zijn hand tegen een stijl te zetten. Maar hij mikte mis en zo doorboorde zijn hand het ruitje. Gevolg was een enorme wond aan zijn arm. Hij moest naar het ziekenhuis. Daar hebben ze met huidtransplantatie de wond behandeld. Ik heb jaren last gehad van een enorm schuldgevoel. Vooral zomers, als mijn broer kleding met korte mouwen of een korte broek droeg. Men had een stuk huid uit zijn dij gebruikt voor de wond aan zijn arm. Dan zag ik die enorme littekens. Ze waren veel groter dan die op mijn ziel. Ik vond het zo erg voor hem. Mijn broer heeft het voorval altijd afgedaan met 'een stom ongelukje'.
Daarna duurde het decennia totdat ik weer met dat gevoel van schuld geconfronteerd werd.
Na het overlijden van mijn jongere broer, bekroop me het gevoel dat ik meer had kunnen doen. Dat ik iets verkeerd had gedaan. Ik had hem naar een second opinion moeten slepen. Ik had hem gevraagd een second opinion te gaan aanvragen. In Rotterdam. Thuis had ik de procedure al uitgezocht. Ik had me naar mijn gevoel te snel bij zijn besluit om dat niet te doen neergelegd.
Zo'n 5 jaar later, na het overlijden van mijn oudere broer, weer dat gevoel. Erbij, want het vorige zat er nog. Ik had mijn broer geadviseerd met zijn (hart) klachten naar de huisarts te gaan of desnoods de eerste hulppost in het ziekenhuis. Toen ik hem die avond belde, was hij niet gegaan. Ik had het kunnen weten, want ik kende mijn broer. Ik moet me vaak inprenten, dat het allemaal zo heeft moeten zijn. Dat het niet aan mij gelegen heeft, maar dat ik ervan moest leren. Alleen weet ik nog steeds niet wat.