Begin jaren 70 was het een hele onderneming om een land achter het IJzeren Gordijn te gaan bezoeken. Ondanks de diverse waarschuwingen besloot ik toch door te zetten. Het was zo'n situatie waarin ik de voorkeur gaf aan zelf zaken te ondervinden. Ik ben begonnen met het uitzoeken van benodigde visa (Hongarije en Roemenië) en of mijn militaire dienstplicht (net volbracht) mij misschien parten kon spelen. Ik was immers nog steeds oproepbaar. Maar er deden zich geen belemmeringen voor. De volgende stap was de treinreis uitstippelen. Op naar het station in Leiden, waar ik keurig geïnformeerd werd. Ik kon 's middags vertrekken en in Utrecht op de internationale slaaptrein stappen, die mij naar Wenen zou brengen. In de Oostenrijkse hoofdstad moest ik overstappen en zou ik kunnen blijven zitten tot in de Roemeense plaats Arad. Mijn eindbestemming, het dorp Pecica, ligt niet ver van Arad. Een retourbiljet kostte mij zo'n 145 gulden. Omdat ik van de situatie in Roemenië via Olga (foto) al een en ander wist, nam ik extra bagage mee : (spijker)kleding, muziek en wat souvenirs. Nadat ik het visum voor Hongarije had ontvangen (voor Roemenië kon ik het aan de grens krijgen), was ik gereed voor mijn bijzondere reis. In augustus 1971 vertrok ik. Volgens mijn pa zou ik niet meer terugkeren.