Dressed to be killed |
Nee, ik ben geen veteraan. Ik heb immers nooit in gevechtsomstandigheden verkeerd. Die kok en administrateur in Afghanistan ook niet, maar zij zijn wel veteranen. Net als mijn pa, die gedurende de hele oorlog in de Pacific in onderzeeboten op de Jappen joeg en een paar keer bijna omgekomen was. Een vreemde gang van zaken bij het vaststellen wie wel en wie geen veteraan is. Tijdens de Koude Oorlog heb ik mijn militaire dienstplicht vervuld. Ik heb in het toenmalige West Duitsland gewapend met een geweer, waarmee ik op dat moment geen kogels kon afvuren, geregeld wacht gelopen. Afgezien van de Communistische vijand was er ook nog de Baader Meinhof Gruppe. Beide zullen ons bij een confrontatie eerst flink uitgelachen hebben, toen ze ons met die knalrode bout in de loop van onze wapens zagen wachtlopen. Vervolgens zouden we, weerloos als we waren, gewoon neergeknald zijn. Die Baader Meinhof extremisten konden immers wel wat wapens gebruiken. Althans zo stelde ik me dat toen voor. Een voorstelling van zaken die blijkbaar erg afweek van die van de legertop destijds. Dus dat wachtlopen in die pikdonkere bossen was niet zo gezellig. We waren blijkbaar gewoon voer voor de vijand. Munitie kreeg ik alleen op de schietbaan in ons eigen land. Oké, ik ben dus geen veteraan. Ik heb slechts een paar keer onder voor mij vijandelijk vuur gelegen. Niet letterlijk, maar figuurlijk. Een paar keer toen onze commandant weer eens zijn chagrijnige kop op mij afreageerde. Ik kan wel veteraan worden, maar dat kost mij geld. Voor dat geld kan ik lid worden van de Koude Oorlog Veteranen club. En als ik nog meer betaal kan ik ook een echte medaille krijgen. Ja, ja. Als mijn pa mij zo zou zien staan met die gekochte zooi op mijn borst, zou ie zich zo in zijn graf omkeren. Pa heeft trouwens nooit om zijn onderscheidingen noch om zijn veteraan-status gegeven. 'Allemaal flauwe kul, jôh! Je bent militair of niet.', zei hij mij eens. En dat is zo.