Toen ik nog spaarde voor mijn eerste motorfiets, heb ik lang zitten dubben : Wordt het een Benelli of een Ducati? Mijn voorkeur voor de Benelli had alles te maken met de wegracesport en dan met name de Italiaanse coureur Renzo Pasolini. Ik las geregeld over de gevechten met zijn vermaarde landgenoot Giacomo Agostini, die op de MV zijn rondjes maakte. Ik was altijd meer begaan met de underdogs dan met de bekende kampioenen. Renzo droeg een bril en daar overheen een witte skibril. Van hem heb ik jaren lang een poster op mijn slaapkamer gehad, waarop hij op de 350 cc groen/zilveren Benelli 4 met die gitzwarte uitlaatdempers half hangend naast de motor een bocht neemt. Later stapte Renzo over naar de renstal van Aermacchi. Helaas maakte een zwaar ongeluk een eind aan zijn leven en dat van Jarno Saarinen tijdens de GP in Monza in mei 1973. Renzo kwam ten val en Saarinen, die vlak achter hem reed, kon hem niet meer ontwijken. Zo'n tien a twaalf andere coureurs achter hen maakten de chaos compleet.
De Ducati stond ook hoog genoteerd in mijn boekje. Dat had te maken met de Nederlandse coureur Theo Bult. Die reed iedereen van het asfalt en de keien met zijn 250 cc Hill Ducati. Theo prepareerde het blok nota bene helemaal zelf. Later stapte hij over op de Seeley / Yamaha combinatie (YamSel) toen hij in het team van Riemersma ging rijden, waar hij later manager werd. Hij wist met name op Oulton Park indruk te maken. Theo beëindigde zijn carrière nogal abrupt. Een crash tijdens een race in Vessem begin jaren 70 deed hem besluiten te stoppen met racen. Iets wat hij zich altijd al had voorgenomen. Misschien werd de crash veroorzaakt, omdat Theo een klavertje drie op zijn helm had. Een blaadje te weinig.
En wat mijn keus betreft : uiteindelijk gaf het prijskaartje voor mij de doorslag. Ik had 18 maanden lang elke maand 100 gulden van mijn mager soldij opzij gelegd. Een simpele rekensom leerde dat ik geen Duc kopen kon. De 250 cc versie was bijna twee keer zo duur. Dus werd het toch een Benelli.