"Het was op een middag in de jaren 40 dat we op zee ons katje (=maandloon) uitbetaald kregen. Net toen ik mijn zakje in ontvangst had genomen, moesten we duiken om een vijandelijke aanval te ontlopen. Er was grote consternatie aan boord en in de verwarring tekende ik niet voor ontvangst van mijn maandloon. Ik moest direct aan het roer.
Een dag of wat later werd de uitbetaling voortgezet. Tot mijn grote verbazing werd mijn naam weer afgeroepen. Zonder aarzelen nam ik weer een loonzakje aan. Dit keer tekende ik er wel voor." Even zwijgt hij en staart voor zich uit. Dan zegt hij op kwaaie toon : "Dit keer was het mijn beurt om ze te naaien, Willem. Ze hebben al die tijd ons veel te weinig uitbetaald. Telkens was er weer een rotsmoes en telkens waren wij, blauwe jongens, weer de dupe! Een maandloon extra als schadevergoeding voor al die jaren van discriminatie en geestelijke mishandelingen. Na de oorlog ben ik eruit gestapt. Voor mij geen Marine meer. Stelletje klootzakken!"
Een verhaal van een voormalig lid van de Onderzeedienst van Indische afkomst. Blauwe jongens. Mijn vader had er ook een enorme hekel aan, aan al dat gedoe. Maar hij is wel gebleven, ondanks de discriminatie aan boord en aan de wal. Voor Koningin en Vaderland.