|
In de tuin van Pecica 11 |
Het laatste deel van mijn ruim 1.200 km lange treinreis verliep probleemloos. Bij de Roemeense grens stopte de trein. Ook daar zag ik gewapende mensen in uniformen. Maar dit keer werd ik zeer vriendelijk te woord gestaan door het douanepersoneel. De beambten vroegen mij naar mijn reisdoel, hoeveel geld ik bij me had, of ik nog bezienswaardigheden ging bezoeken en souvenirs zou kopen. Er heerste een vriendelijke en wat nieuwsgierige sfeer. Blijkbaar kwamen mijn antwoorden overeen met hun verwachtingen. Ze wensten mij een prettig verblijf. Niet veel later stopte de trein op het station in Arad. Het was inmiddels half vier in de middag. Opgelucht stapte ik uit de trein. Ik was er bijna. Ik besloot een taxi te nemen naar Pecica. Buiten werd ik als toerist door taxichauffeurs direct herkend, zodat ik niet naar hen op zoek hoefde. Met behulp van een briefje met het adres maakte ik mijn reisdoel duidelijk. Ik vroeg de chauffeur de prijs van de rit op het papier te schrijven. Na enige aarzeling deed hij dat. De taxirit die daarop volgde was een zeer wonderbaarlijke. Ik heb drie keer het voetbalstadion van UT Arad gezien en vijf verschillende medepassagiers gehad. Over onverharde wegen reden we naar Pecica, waar de taxi voor een huis met het voor mij bekende nummer 11 stopte. De chauffeur wees naar de meter en hield zijn hand op. Maar daar trapte ik niet in. Ik toonde hem de prijs, die hij op het papier had gezet en betaalde hem. Toen ik uitstapte om mijn koffers te pakken, kwam een vrouw naar ons toe. Ze omhelsde mij spontaan en gaf me een paar flinke zoenen op beide wangen. Het was Olga's moeder Maria. Toen ik het erf opliep met mijn koffers hoorde ik dat de chauffeur een discussie begon met Olga's moeder. Ik wist direct dat het om geld ging. Ik liep terug en toonde haar het papier met de prijs. Ze stuurde mij met een geruststellend gebaar weer terug het erf op.