zaterdag 6 augustus 2011

Dichter bij God


Hoog torent de kerk boven het landschap uit, als een lange vinger wijst de spits bezwerend omhoog. Samen met Mike besloot ik die weg naar omhoog af te leggen. Als we het oude imposante bouwwerk betreden, herken ik de sfeer en geur direct weer. Ze doen me denken aan mijn jeugd en in gedachte zie ik me weer met mijn broertjes in de statige houten banken zitten klieren. Ik wil graag even rondkijken, maar we gaan eerst de weg naar boven afleggen. We worden door een aardige mevrouw naar het begin van de trap geleid. Zoals mijn lieve moeder mij ooit op de wereld zette, klaar voor de grote levensreis. En dan, na een paar aanwijzingen, begin ik met Mike te klimmen. Het eerste deel is een grote wenteltrap met uitgesleten treden. Blijkbaar het geijkte eerste deel van de weg, dat iedereen bewandelt. Maar dan komen de houten ladders, waar we beneden voor gewaarschuwd zijn. Veel mensen haken hier af. Werd ik op het eerste deel al wat draaiierig, nu kwam het aan op doorzetten. Het werd alsmaar donkerder, met hier en daar een lichtpunt. Onderweg stoppen we een paar keer om even op adem te komen en stiekem naar buiten te gluren door smalle spleten, om alvast een voorproefje te nemen van wat ons te wachten staat. We passeren het imposante klokkenspel van de kerk. Gelukkig blijft het oorverdovend stil. Onderweg stoot ik een paar keer flink mijn hoofd, maar houd mijn lippen stijf opelkaar. Vloeken of schelden in een kerk is immers een doodzonde. Even twijfel ik of ik verder zou gaan op deze moeizame weg omhoog, maar ik zet door. Klimmend en naar omhoog kijkend betuig ik spijt van mijn menselijke zonden. Nog geen 10 minuten eerder loog ik in de kerk, toen die aardige mevrouw beneden vroeg of ik last had van hoogte vrees. Ik zei : 'Nee hoor.' Maar dat leugentje om bestwil om de weg naar boven af te mogen leggen, zal toch alle begrip van onze Lieve Heer hebben? Na elke ladder is een kleine ruimte voor een korte rust en bezinning.  Dan, na een ware martelgang over de 7 houten ladders, komen we bij een kleine poort aan. Ik heb vaak gehoord en gelezen dat het daar daarachter heel mooi moet zijn. Het is aan ons om te besluiten of we wel of niet door die poort zullen gaan. Petrus is in geen velden of wegen te bekennen. Mike trekt het roestige grendel uit het slot. De deur kraakt en piept als Mike hem openduwt. Er schijnt een fel licht naar binnen, dat ons de ogen doet bedekken en het hoofd buigen. We wachten even tot we groen licht krijgen. Dan stappen we door de opening. De vermoeidheid valt direct van ons af, het hijgen gaat over in een rustige ademhaling en het hart klopt als nooit eerder. In een haast devote stilte kijken we om ons heen. Dan verbreekt de kerkklok de stilte en verwelkomt ons met een vreugdevol gelui. We hebben het gehaald!