Vaak heb ik me afgevraagd, waarom mijn oma steeds in mijn gedachte opduikt. Totdat ik tijdens een therapie leerde, dat haar ziekbed en overlijden mij als kind erg geraakt heeft. Ik was pas 10 jaar en begreep er niet zoveel van, al had ik wel te doen met mijn oma. Maar blijkbaar was het toch een traumatisch gebeuren, dat ik op een of andere manier verdrongen heb. Misschien vanwege onze verhuizing naar Curaçao. Als ik in andere situaties bewust aan mijn oma denk, dan zie ik haar in onze huiskamer zitten. Ze is dan klaar met werken. Ze drinkt haar koffie toebroek. Haar haar ruikt heerlijk naar de frituur van het Chinees restaurant waar ze werkt. Dan is ze de gewone oma zoals ik haar het liefst zie, met haar zilvergrijze haren. Die haren droeg ze in een knotje. Ik heb haar sporadisch met los hangend haar gezien. Ze zag er dan zo anders uit.
Als ik aan mijn moeder denk zie ik geen ziekbed. Ik denk omdat ik toen meer gewend was aan ziekzijn en overlijden. Voor zover een mens daaraan kan wennen. Het kan ook zijn dat ik me haar liever niet herinner liggend in dat bed. Zelf liep ik in die periode als een zombie rond vanwege van klap op klap. Misschien heeft me dat ook geholpen. Dat ik niet alles meegekregen heb. In die periode leek ik vaak een toeschouwer die op afstand bijna ongeïnteresseerd, doods naar een tafereel keek.