Vandaag is het precies 5 jaar geleden dat ik afscheid nam van mijn dappere, lieve mamma :
Ik mag naar binnen, want mams is wakker. Het gaat niet goed met haar. We maken ons ernstig zorgen. Voorzichtig pak ik haar hand vast en geef haar een kus op haar voorhoofd. “Dag mam”, fluister ik. Ze knijpt me zachtjes in mijn hand en zegt : “Wim”. Ik kijk haar aan. Mijn lieve mams die daar zo hulpeloos in het bed ligt te snakken naar adem. Het vreselijke geluid van borrelend water dat gelijke tred houdt met haar jachtige ademhaling. Zachtjes strijk ik door haar grijze haren. Omdat ik nog steeds hoop dat ze wil vechten voor haar herstel na die zware operatie, vraag ik zachtjes : “Gaan we met uw verjaardag weer allemaal lekker eten mams?” Al die tijd zijn haar ogen gesloten, maar nu gaan ze langzaam open. Ze kijkt me aan en stamelt zacht : “Bid voor mij”. Ik stel haar gerust en zeg : “Ik bid telkens weer voor u, mams. Telkens weer. Ik vraag God of Hij u wilt helpen met uw wensen”. Ze knijpt weer een paar keer zachtjes in mijn hand, als blijk van dank. Haar ogen gaan weer langzaam dicht. Dan zegt ze iets haast onverstaanbaars. Of is het dat ik het niet wil horen? Dan dringt het toch tot me door wat ze zegt : “Naar Ruud , Joop, Hij moet me komen halen”. Ik merk de twijfels bij haar. Te moeten kiezen tussen ons hier en de anderen daarboven. Er schiet van alles door me heen. Ik raak in paniek. Maar dan zeg ik met alle moed en rust die ik nog weet te vinden, maar met pijn in mijn hart : “Als u wilt gaan mams, dan is dat goed”. Ze opent haar ogen en terwijl ze me verdrietig en toch ook dankbaar aankijkt, knijpt ze twee keer in mijn hand. En terwijl dat gebeurt, schiet door mijn hoofd zomaar de vertaling ervan : “Dag Wim”. Nog één keer leg ik mijn hoofd naast haar op het kussen. Nog één keer kus ik haar betraande wang. Nog één keer fluister ik : “Het is goed mams. Dag lieve mams”.
Ik mag naar binnen, want mams is wakker. Het gaat niet goed met haar. We maken ons ernstig zorgen. Voorzichtig pak ik haar hand vast en geef haar een kus op haar voorhoofd. “Dag mam”, fluister ik. Ze knijpt me zachtjes in mijn hand en zegt : “Wim”. Ik kijk haar aan. Mijn lieve mams die daar zo hulpeloos in het bed ligt te snakken naar adem. Het vreselijke geluid van borrelend water dat gelijke tred houdt met haar jachtige ademhaling. Zachtjes strijk ik door haar grijze haren. Omdat ik nog steeds hoop dat ze wil vechten voor haar herstel na die zware operatie, vraag ik zachtjes : “Gaan we met uw verjaardag weer allemaal lekker eten mams?” Al die tijd zijn haar ogen gesloten, maar nu gaan ze langzaam open. Ze kijkt me aan en stamelt zacht : “Bid voor mij”. Ik stel haar gerust en zeg : “Ik bid telkens weer voor u, mams. Telkens weer. Ik vraag God of Hij u wilt helpen met uw wensen”. Ze knijpt weer een paar keer zachtjes in mijn hand, als blijk van dank. Haar ogen gaan weer langzaam dicht. Dan zegt ze iets haast onverstaanbaars. Of is het dat ik het niet wil horen? Dan dringt het toch tot me door wat ze zegt : “Naar Ruud , Joop, Hij moet me komen halen”. Ik merk de twijfels bij haar. Te moeten kiezen tussen ons hier en de anderen daarboven. Er schiet van alles door me heen. Ik raak in paniek. Maar dan zeg ik met alle moed en rust die ik nog weet te vinden, maar met pijn in mijn hart : “Als u wilt gaan mams, dan is dat goed”. Ze opent haar ogen en terwijl ze me verdrietig en toch ook dankbaar aankijkt, knijpt ze twee keer in mijn hand. En terwijl dat gebeurt, schiet door mijn hoofd zomaar de vertaling ervan : “Dag Wim”. Nog één keer leg ik mijn hoofd naast haar op het kussen. Nog één keer kus ik haar betraande wang. Nog één keer fluister ik : “Het is goed mams. Dag lieve mams”.