Als kind maakte ik van een leeg garenklosje speelgoed. Zoals een 'autootje'. Aan de ene kant een spijkertje, een elastiekje er omheen en door het gat van het klosje naar de andere kant. Daar ging het door een stukje zeep (voor de smering) en vervolgens een lucifer door het elastiekje. De motor werd opgedraaid door met het lucifertje het elastiekje rond te draaien. Als ik het klosje dan op de grond legde en de lucifer losliet werd het aangedreven door het afrollend elastiekje.
Op Curaçao maakten we van het klosje een harpoen om in de Michielsbaai op vissen te jagen. Een reep binnenband van een fiets werd aan het smalle middelste deel van het klosje bevestigd. Een breinaald van mamma diende als harpoen. Die werd door het gat gestoken en á la katapult weggeschoten.
En als het winter was, gebruikten we het klosje om te punniken. Dan werden op het ronde deel vier spijkertjes geslagen. Zo maakten we met verschillende kleuren wol een kleurige sliert. Wat het doel daarvan was, weet ik niet. Misschien was het gewoon een bezigheid.