Het is tot nu toe een vrij rustige week geweest. Ik bedoel : ik heb thuis het een en andere gedaan nadat ik vrij snel van de loods teruggekeerd was. Vanwege fysiek zwaar werk hing ik gistermiddag na de lunch op de bank. Ik probeerde een aflevering van een serie over misdaden te volgen. 😁 Ik hoorde plots een geklop. Toen ik mijn ogen opende en naar de deur van de huiskamer keek, stond daar een buurtbewoonster. Ze zei : "Hoi Willem, sorry dat ik even stoor. Zou je mij willen helpen met de auto? Ik krijg de motorkap niet open." Ik rekte me uit, gaapte uitgebreid en stond zuchtend op. Maar dat stukje toneel maakte geen andere reactie bij haar los.
Op weg naar haar auto vertelde ze, dat een lampje op het dashboard ging branden. Bij de auto aangekomen, zag ik dat de kap nog gesloten was. Ze ging voor haar auto staan en peuterde met haar vingers onder de kap. Ik vroeg haar om het portier te openen. Ze keek me wat verbaasd aan. Toen ik aan de scharnierzijde van het geopend portier onder het dasboard keek, zag ik een hendel met een afbeelding van een autootje met een geopende motorkap. Ik trok eraan en hoppa de kap werd ontgrendeld. Ik vertelde haar over de hendel. Ze zei : "O, dat wist ik niet." Nadat ik de kap voor haar had geopend, vroeg ik wat ze ging doen. Toen kwam ze met een mij wat warrig antwoord. Ze zei namelijk : "Onderweg ging een roodlampje branden. Ik weet dat het betekent dat de auto een servicebeurt nodig heeft. Het lampje laat namelijk een steeksleutel of zoiets zien. Dus ik moet nu even het oliepeil controleren." Ik zei verder niets, want ik ken haar vrij goed. Ik ga liever niet met haar in discussie. Dat ze het peil wil controleren nadat ze net nog gereden heeft, moet zij weten. Ze heeft ook geen verstand van autotechniek, maar weet het ook op dat gebied ook weer beter dan ik. Dus. Ze vroeg mij waar de peilstok zich bevindt. Ik wees naar het rond gele uiteinde van de peilstok. Terwijl ze het oliepeil controleerde zag ik dat het reservoir van de ruitenwisser leeg was. Toen ik haar al wijzend naar het reservoir erop attendeerde zei ze wat bestraffend : "Nee, nee, niet aankomen! Ik ben nu geholpen, dus bedankt."
Weer thuis hoorde ik dat haar verteld was dat ik waarschijnlijk op de bank zat te slapen. Maar daar had ze dus geen boodschap aan. Terwijl ze door de ruit van de huiskamerdeur kon zien, dat dat het geval was.