|
zonder muurtje met mooi uitzicht |
Van de tijd dat we in de Koningstraat (op nr 65 waar ik geboren ben) woonden herinner ik me niets. Ik was nog geen drie jaar toen we naar de Resedastraat verhuisden, waar een spiksplinternieuwe woning op ons wachtte. Daar deed ik mijn eerste herinneringen op. In die periode vormde de straat de buitenkant van zuidzijde van het dorp. Het dorp had wat bebouwing betrof een paar uitlopers. Richting de Spanjaardsbrug en richting de Doesbrug. Op de foto links staat mijn moeder met mijn oudere zus en twee kinderen (Ingrid en Marianne Staats?). Op de achtergrond de weilanden van o.a. boer Braat en daken van gebouwen aan de Doeslaan. Niet in beeld staat rechts de Gereformeerde kerk. Het weiland verdween later onder de A4. Maar tot dan genoten we van een weids vergezicht met links (richting Hoogmade) de Duitse bunker en molens en het vee.
Ik herinner me nog dat mijn broer Joop daar voor ons nieuwe huis viel. Hij stond op een stapeltje (bekistings?)hout te springen en viel toen achterover op zijn hoofd. Hij had zelfs een gat in zijn hoofd. Ik denk dat die planken daar lagen vanwege de bouw van de muurtjes, die de voortuintjes van het trottoir moesten scheiden. Die stonden er nog niet toen de woning opgeleverd werd. In de periode erna begon men met de bouw van het flatgebouw aan de BG Cortslaan.
Een benedenwoning (1 slaapkamer) kostte 28 gulden per maand. Onze duplexwoning met 2 etages kostte mijn ouders 36 gulden per maand. Dat bedrag werd het jaar erop met zo'n 6 gulden verhoogd, omdat het niet kostendekkend was. Rond die periode werden ook duplexwoningen gebouwd en opgeleverd aan de Hoofdstraat. In totaal ging het om 16 woningen in dat deel van het dorp. Er werd volop gebouwd in het dorp, ook elders zoals in het Zijlkwartier. Allemaal begin jaren 50.
Onze benedenburen waren meneer en mevrouw Zaagman. Later verhuisden zij met hun boxer Bram naar de Dr de Bruynestraat. Vader Bob en zoon Bert waren later nog als badmeesters in het openluchtzwembad actief. Hun benedenwoning werd betrokken door de heer en mevrouw Van Ingen Schenau. Hij was vrachtwagenchauffeur en zij verpleegster. Ze waren pas getrouwd. Naast hen, meer naar de Hoofdstraat maar ook op de begane grond woonde de familie Quik - de Jong. Zij hadden ook een hond en een tabakszaak bij de Doesbrug.
|
pas gemetselde muurtje |
Omdat mijn een jaar oudere broer het niet zo naar de zin had op de kleuterschool (School met de Bijbel) aan de Hoofdstraat, moest ik met hem mee. Ik vond het toen niet erg een jaar eerder naar school te gaan. Ik vond het eigenlijk best wel leuk. Van die periode herinner ik me de indeling van het schoolgebouw, voor zover wij daar als kleuters mochten komen. Na de entree zat juffrouw Meerburg (drijvende kracht achter de kleuterschool) rechts in de hal, met grijze knot op haar hoofd, van achter haar tafeltje over haar brilletje naar ons te kijken. Op de maandagen moest er zendingsgeld in een zwart metalen kistje gedaan worden. Er was een speelruimte (links, een stukje door de gang) en een knutsellokaaltje (rechts aan de voorkant), waar juf Van der Does ons vermaakte. Achter het gebouw, links in de hoek was een speeltuintje met een zandbak en speelgoed. Met mooi weer gingen we wandelen door het dorp. Dan zongen we ook liedjes. Van de andere schoolbezoekers (Ulo) merkten wij niets. Later kwam mijn broer Ruud ook op school. Van die periode met hem herinner ik me vooral onze wandelingen naar en van de kleuterschool. Ik denk dat niet alleen de leeftijd, maar ook onze
|
met grote en kleine broer |
gezamenlijke interesses daarin een rol speelden. Mijn oudere broer Joop wilde altijd rechtstreeks naar huis. Mijn jongere broertje en ik deden daar wat langer over. Vooral onze gemeenschappelijke belangstelling voor de natuur en met name het vissen, speelde daarin een rol. Dus keken we vaak vanaf het witte bruggetje ter hoogte van waar nu de W d Zwijgerlaan ligt, in het water dat aansloot op de Rijn. We staken soms ook stiekem eerder over om in het water rond de gereformeerde kerk te kijken of om 'flappie te draaien'. Dan staken we een stok in het drijvend groen en draaiden het dan om de stok heen. Vervolgens trokken we het geheel op de kant en plozen het uit op zoek naar waterbeestjes. Stiekem, want vanuit het raam van de woonkamer kon mamma ons zien. Daar bij de kerk visten we als jochies met kale tak met een lijntje van garen waaraan een kleine worm geknoopt was op salamanders. Als het beestje het wurmpje hadden ingeslikt, kon je het zo op het droge hijsen, het draadje met wurm en al weer uit de bek trekken en de salamander in een glazen pot met water doen. Zo heb ik een keer een aantal salamanders gevangen en thuis in mijn aquarium gedaan. Ik was alleen vergeten het glasplaatje er weer goed op te leggen. De volgende dag waren ze allemaal weg. Ik heb lang gezocht, totdat ik plots onze zwarte huiskat Moortje bij mijn aquarium zag zitten. Dat had ie niet eerder gedaan. De conclusie lag voor de hand.
We visten daar ook. Met een omgebogen speld aan het garen (beide uit mamma's naaidoos) dat aan een kale tak geknoopt was.
In het laatste jaar op de kleuterschool bracht mijn moeder mij een keer op haar mooie nieuwe fiets naar school. Althans, dat was de bedoeling. We kwamen voor het huis midden op straat ten val. Oeps! We hadden beiden gelukkig geen letsel opgelopen. Ik ging die dag niet naar school. Mamma heeft sindsdien nooit meer gefietst.