Soms zag ik kinderen aan een touwtje lopen. Net zoals Fenna dat soms doet. Met dit verschil, dat als ik tegen Fenna 'naast', 'halt' of 'zit' zeg, zij dat doet. Zo'n kind luistert vaak niet. Dat kan aan de ouders liggen, maar ook aan het kind. Een broertje van mij was ook zo'n wildebras.
Zelf was ik geen tuig-kindje. Dat was niet nodig, want mijn moeder had een onzichtbaar tuigje voor mij. Ze hoefde enkel "Wimmie!" te roepen en mij aan te kijken of met haar hand naast haar lichaam een gebaar te maken. Die gebaartjes betekenden : pas op hoor! of hier komen! of een hand geven. Ik had al heel snel geleerd, dat ik beter naar haar kon luisteren. Ik had een heel bijzondere mamma, want ze had ook ogen op haar rug en kon mijn voorhoofd lezen. Maar ze liet altijd mij eerst zelf vertellen wat er gebeurd was. Dan was het haar beurt. Ze vertelde mij dan wat ik stiekem of werkelijk uitgespookt had. Gevolgd door straf. Maar een tuigje, nee.