maandag 27 april 2020

Soedah, laat maar

Af en toe heb ik wat last van die typisch Indische cultuur. De meeste ingrediënten bevallen me wel hoor luitjes. Ze horen gewoon bij mij. Ook het soedah, laat maar. Maar er kwam een tijd waarop ik mezelf beloofde niet meer mee te gaan in dat soedah, laat maar gedoe. De verandering duurde jaren.
Het werd me met de paplepel ingegoten; soedah, laat maar. Slikken, slikken en slikken. Zo kwam het bij mij over. Net als de levertraan, maar dat was maar voor 3 maanden in een jaar. Het was gewoon. Maar niet fijn. Soedah, laat maar. Met het verstrijken van de jaren werd ik er enkel opstandig van. Ik ging in verzet tegen het soedah laat maar. Misschien komt het doordat ik hier geboren en getogen ben. Ik wilde van me afbijten. Een wederwoord hebben, verhaal halen. Ik werd er soms boos van. Misschien werd die boosheid ook gevoed, omdat er vaak sprake was van een zekere mate van onrecht. Het plichtmatig slikken is geleidelijk overgegaan in dingen van me af laten glijden. Soedah, laat ze maar. Het is goed zo. Nee, het is geen onverschilligheid. Het is eerder uit zelfbescherming. Zuinig zijn op mezelf en daarmee op mijn dierbaren. Ach ja, wijsheid komt bij mij ook met de jaren.