Het overkwam mij eind jaren 70, dat ik van achteren werd aangereden. Ik reed op de A12 in een file van Zoetermeer naar Den Haag. Ik werkte toen voor Siemens in Voorburg. De automobilist achter mij liet telkens een groot gat vallen, om het vervolgens met hoge snelheid te dichten. Helaas had hij na de zoveelste keer niet in de gaten, dat er eerder geremd werd. Ik kon geen kant op. Als souvenir heb ik erg lang last gehad van mijn nek. En.... ik besloot beter te letten op de afstand tussen mij en mijn voorligger. Ik heb me toen als vuistregel drie seconden afstand opgelegd. Twee is nog erg krap. Je moet dan 100% geconcentreerd rijden en dat doe ik en volgens mij ook veel andere bestuurders met mij niet. Helemaal nu de mobiele telefoon ook nadrukkelijk in het verkeer aanwezig is en veel nieuwe auto's met een scherm uitgerust zijn. Ik bereken die tijd voor de afstand met behulp van objecten langs de weg. Zoals hectometerpaaltjes, lantaarnpalen, bomen, verkeersborden, bushaltes enz. De witte strepen vind ik lastiger te hanteren als hulpmiddel.
Zodra mijn voorligger zo'n object passeert tel ik 21, 22, 23.
Het is inmiddels een gewoonte van mij geworden. Ook op de motorfiets hanteerde ik die, maar dan voor vier seconden. De drie en vier seconden vormen voor mij het minimum. Ik houd liever nog meer afstand, maar dan zijn er altijd weer mensen die er tussen (willen) kruipen. Dan begint het tellen opnieuw.
Afgezien van het tellen kijk ik ook geregeld in de spiegels. Dankzij dat voorkwam ik tot twee keer toe letsel. Ik ben namelijk twee keer van achteren aangereden toen ik op de motorfiets voor een rood verkeerslicht stopte. In beide gevallen dachten de automobilisten dat ik door zou rijden. Een beetje dom, want met name op de motor bediende ik het remhendel vaker om al vroeg met het remlicht aan te geven dat ik ga stoppen. Ik voorkwam een ernstiger afloop door vlug op te trekken. De dikke achterband kon wel een stootje hebben.