|
rechts de (onzichtbare) sloot |
Het is me één keer overkomen. Ik was ongeveer 10 jaar. Voor ons huis had men een mooie sloot gegraven. Die lag parallel aan de A4 in aanbouw. De sloot had mooi gladde, schuine kanten. Op een mooie zomerochtend, zagen mijn broertje en ik langs die sloot, op de schuine kant, een kettinkje liggen. We besloten dat fraai sieraadje te pakken. Hoe? Mijn broertje zou mijn hand vasthouden, terwijl ik langs de gladde schuine walkant naar beneden zou gaan. Mijn broertje was wat ‘flinker’ dan ik. Ik bedoel hij had meer lichaamsgewicht en dat zou een goed anker zijn. Aldus geschiedde. Terwijl ik voetje voor voetje afdaalde naar het kettinkje, hield ik met een hand die van mijn broertje stevig vast. We hadden afgesproken, dat als ik JA! zou roepen, hij mij weer naar boven zou trekken. Het lukt me het sieraad te pakken en ik riep hard : “JA!” Op dat moment liet mijn broertje mijn hand los en ik gleed het water in; plons! Ik zag Ruud nog net wegrennen. Ik dacht : “Mooi, hij gaat hulp halen.” Maar er kwam niemand. Ik bleef wachten, maar besloot naar de andere kant van de sloot te ploeteren. Ik kon nauwelijks zwemmen, maar het lukte me met veel geplons aan de andere kant te komen. Daar greep ik me vat aan een drainagebuis, die in de sloot uitkwam. Vanaf die positie kon ik het huis zien. Terwijl ik daar wachtte, kwam de groentekar langs. Het was de kale meneer Rijnsburger met zijn zwarte paard voor de wagen. Toen ik om hulp riep en met mijn hand zwaaide, keek hij mij aan en riep : “Je mag daar niet zwemmen jôh!” Voordat ik iets terug kon roepen, reed hij voorbij. Het duurde mij te lang en ik besloot weer naar de andere kant te ploeteren. Toen ik daar net aangekomen was, zag ik tot mijn blijdschap het hoofd van mijn grote zus boven de walkant opdoemen. Ze haalde me uit het water. Mijn broertje zat aan tafel te eten toen mijn zus vroeg waar ik was. Hij schijnt droogjes gezegd te hebben : “Wimmie? O, die ligt hiervoor in de sloot.” Een jaar later hielp ik iemand anders uit diezelfde sloot. Dat was een jochie uit onze straat. Hij heette Leentje en woonde een blok verderop. Van zijn moeder kreeg ik als blijk van dank een mooie, blauwe bal. Later kwam ik hem in Lelystad Haven tegen. Hij heet geen Leentje meer, maar Leen. Leen Verbeek , de CdK van Flevoland.