In Harderwijk besloten we even een kopje thee te gaan drinken bij de Hema. Het restaurant bevindt zich achterin en kijkt uit op een parkje. Omdat het vrij stil was liep ik met Sonja mee richting de kassa. Toen ik de medewerkster achter de kassa zag staan, dacht ik een heuse snottebel aan haar neus te zien hangen. Ik dacht : "Tijd voor ene zakdoekje." Maar toen we dichterbij waren gekomen, zag ik dat het een piercing was. Eentje die men vroeger bij stieren en varkens door de neus boorde. Bij haar was het geen gesloten ring, maar eentje met twee uiteinden waar een zilverkleurig balletje aan zat, wat dus glinsterde.
Toen ik wilde plaatsnemen en mijn stoel naar achter had geschoven, viel mij de vieze zitting op. Er lagen allerlei resten van brood of iets dergelijks. Dus heb ik de zitting even schoongeveegd. Net als de tafel. Bij menig andere lunchroom of restaurant wordt de boel na vertrek van de gasten even schoongemaakt. Hier niet.
Toen ik na een paar heerlijke slokjes van mijn thee wat nagenietend achterover ging zitten, zag ik dat de grond onder mij vies was. Dat kan, want er wordt aan zo'n tafeltje nu eenmaal ook door minder nette mensen gegeten. Maar het waren niet enkel etensresten. Ik zag op de poot ook stof van een paar dagen (zei de huisman). Toen ik om me heen keek zag ik dat de hele vloer vies was. Ik zag zwarte rietjes en veel kruimels. Heel veel kruimels, vooral op de looppaden.
Het was vrij rustig ondanks het komend middaguur. Dus er was tijd en gelegenheid genoeg om iemand de boel even te laten opschonen. Het oog wil immers ook wat. Ik bedoel natuurlijk : mijn oog en gevoel voor hygiƫne willen immers ook wat.