maandag 5 juli 2021

Slavernij in Indië

Omdat er inderdaad nauwelijks aandacht aan besteed wordt (moeten wij ook herrie maken?), heb ik een stukje van Han Dehne overgenomen.

SLAVERNIJ WAS IN NEDERLANDS INDIE GROTER DAN IN SURINAME EN DE NEDERLANDSE ANTILLEN.

Bij de jaarlijkse viering Keti Koti is de voormalige Oost-Indische kolonie niet aanwezig. Jarenlang worden in de geschiedenis van de slavernij de feiten uit Nederlands Indië verzwegen.
Nederlands-Indië was al eeuwen een economisch wingewest en de bevolking werd daarbij niet ontzien. Slavernij kwam hier zelfs in grotere getale voor dan de bekendere variant in de westelijke koloniën.

In ons collectief geheugen is slavernij het onder brute omstandigheden gedwongen te werk stellen van Afrikanen op katoenplantages in (Zuid-)Amerika. Deze beeldvorming is voornamelijk ontstaan door Amerikaanse literatuur en films. De Nederlandse variant hiervan is de slavernij op de plantages in Suriname en op de Caribische Eilanden. De afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 in deze gebieden wordt jaarlijks gevierd tijdens Keti Koti, het afwerpen van de ketenen.
In Nederlands-Indië kwam op 1 januari 1860 een einde aan de slavernij. Hier staan we in Nederland niet bij stil, laat staan dat slavernij in de oost in ons collectieve geheugen zit. En dat terwijl de slavernij in Nederlands-Indië eerder begon en omvangrijker was dan in de westelijke koloniën. In het jaar 1750 bijvoorbeeld waren er 75.000 slaven in vestigingen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) tegenover 64.000 in Suriname en de Cariben. Ondanks de afschaffing van slavernij ging de onvrijheid gewoon door in Nederlands-Indië met het cultuurstelsel (1830-1870), waarbij Nederland de hongerende bevolking dwong om producten te produceren voor de export naar Nederland. De winst verdween in Nederlandse zakken, net als in de tijd van de VOC.

Misleidende bronnen

De redenen waarom slavernij in de oostelijke koloniën veel minder bekend is dan die in het westen, hebben onder andere te maken met de geschiedschrijving. Historici hebben lang gesuggereerd dat slavernij in oost vooral in stedelijke huishoudens zou hebben plaatsgevonden waarbij de ‘bedienden’ veel bewegingsvrijheid genoten. Deze huishoudslavernij zou de eigenaar vooral status hebben opgeleverd en een mildere variant zijn van de loodzware arbeid – inclusief afranselpartijen – op de plantages in Suriname.
Hoe uitgebreid slavernij in het oosten was, blijkt onder andere uit reisbeschrijvingen. De reizigers nemen waar dat niet alleen de belangrijke VOC-bewindslieden slaven hadden (vaak honderden), maar dat ook de lagere rangen zoals VOC-soldaten of ambachtslieden in de stad vaak enkele slaven bezaten. Al deze slaven deden niet alleen maar huishoudelijke klusjes, maar werden ingezet als sjouwer om schepen te laden en lossen, in de mijnen, in de landbouw en voor de zware klussen in de nijverheid. De terminologie in historische bronnen heeft historici ook lang op het verkeerde been gezet.
Waar kwamen al deze mensen vandaan? Slavenhandel bestond al in deze gebieden voordat de Europeanen op kwamen duiken. De vraag naar slaven vormde standaard een bedreiging voor de bewoners van deze gebieden. Tijdens een rooftocht van een naburige stam konden ze gekidnapt en verkocht worden en in geval van oorlog buitgemaakt. Wanneer de vraag naar onvrije arbeid groot was, was dat zelfs een reden om een oorlog te beginnen.
Met de komst van de Europeanen steeg de vraag naar slaven en kwamen meer Aziatische gebieden en hun bewoners in aanraking met slavenhandel en rooftochten. De handelsstromen in slaven liepen daar door deze verschuiving voornamelijk van de randgebieden onder invloed van de VOC in het noorden en oosten naar de stedelijke gebieden op Java. De meeste slaven kwamen terecht in de hoofdstad en grote VOC-nederzetting Batavia (nu Jakarta) en op de omringende eilanden.
Het straffen van slaven in de huishouding kon er ook wreed aan toegaan, hoewel de slaven de mogelijkheid hadden om mishandeling aan te geven. Dit was grotendeels een wassen neus. De klagende slaaf kreeg alsnog een geseling wanneer zijn klacht ongegrond werd geacht.
De slaveneigenaren hielden hun slaven onder controle met wrede straffen en kleine beloningen via een verdeel-en-heers tactiek, waarbij een slaaf de functie van opzichter over de rest kreeg. In ruil voor een beloning gingen slaven op jacht naar hun weggelopen medeslaven en rosten ze hen ook nog af. De eigenaar hoefde zijn handen amper vuil te maken. Dit soort gruwelijke praktijken kwamen dus niet alleen op de plantages in de westelijke koloniën voor.
Er zijn nog voldoende bronnen te onderzoeken in het kader van slavernij in Nederlands-Indië, maar onderzoek maakt duidelijk dat we ons beeld over slavernij in de voormalige kolonie moeten herzien. Net als de Nederlandse wreedheden tijdens de politionele acties, om de rebellerende kolonie weer onder controle te krijgen na de onafhankelijkheidsverklaring in 1945, blijkt ook slavernij in het oosten een ondergeschoven kindje in de Nederlandse geschiedschrijving.