Wandelend langs de volkstuintjes zag ik diverse soorten bonen hangen. Sommige hingen te drogen. In de regen. Als kind heb ik ook boontjes zitten doppen. Ik weet nog dat het bruine en tuinbonen waren. Er stond bij mijn oma en opa achter op het plaatsje een zinken emmer voor m'n neus met gedroogde, lange (ik was nog klein) bonen erin. Die moest ik openmaken om de bruine eruit te krijgen. Dat ging vrij gemakkelijk, omdat de schil erg droog was. Ze maakten daarbij een knisperend geluid.
Tuinbonen doppen vond ik lastiger. Die waren nog groen / vers en moesten opengescheurd open. Dat deed ik met de nagels van mijn duimen. De geur van dat klusje zit ook vastgebakken in mijn geheugen. Ik vind beide bonen heerlijk (zei de vuilnisbak).
Ik leerde trouwens ook figuurlijk gesproken al vroeg mijn eigen boontjes doppen.