Het was in februari 2001 toen ik aan mijn doodzieke broer Ruud vroeg of hij nog bepaalde wensen had. Wensen die ik voor hem kon realiseren. We zaten naast elkaar op de bank naast zijn bed. We keken naar buiten, naar het karige groen in de tuin en de vogels. De zon scheen flauw. Hij antwoordde, dat hij geen wensen had. Ik zei toen dat ik er wel eentje wist : Curaçao! Heel even zag ik zijn ogen glinsteren. Heel even klaarde zijn gezicht op. Toen zei hij : "Ja, maar dat kan ik niet meer opbrengen broer." Het was alsof ik een dreun incasseerde. We hebben beiden gehuild. Hij had zich al die tijd groot gehouden en ik was, tegen beter weten in, daarin meegegaan. Ik beloofde toen mezelf en hem toch een keer terug te gaan.
Aan dat voorval moest ik weer denken tijdens de (wat later bleek) laatste wandeling met mijn zwager Jan. Ook hij was van plan nog een keer naar Curaçao te gaan. Ooit een bijna traumatisch eiland voor hem, dat na zijn eerste bezoek hem veel goed gedaan had. Maar een tweede bezoek heeft hij niet mogen meemaken.
Maar dit keer ging ook hij mee. Met de sandalen van Jan stond ik letterlijk in zijn schoenen en zijn we via de Ilandweg naar de Navajoweg gelopen. Ik herinner me dat Jan en mijn zus die weg niet konden vinden toen zij op het eiland vakantie hielden. Zo lastig was het niet voor mij; gewoon de Ilandweg uitlopen, dan op de t-splitsing (Siouxweg) rechtsaf en daarna weer op een t-splitsing (Navajoweg) weer rechtsaf. Beide wegen lopen parallel langs elkaar. De beide adressen liggen hemelsbreed nog geen 100 meter van elkaar verwijderd.
Nu weet Jan het wel. Met de groep heb ik ook over de zee gestaard vanaf het strand bij St Michiel en Westpunt en herinneringen opgehaald. Ik heb ze de woeste golfslag bij Sheta Boka laten zien. Later zijn we door het centrum van Willemstad gewandeld. Daar hebben we de plekjes bezocht, waar ik ooit ook kwam als mijn ouders boodschappen gingen doen. Met de overdekte - en de drijvende markt centraal. Vlak voor ons vertrek naar Nederland (we hadden nog 25 minuten de tijd) moest en zou ik voor mijn broers en neef Jacques nog even naar dat gedenkteken van de vlucht van de Snip bij Hato lopen. Daar namen we ooit afscheid van Jacques, die na zijn bezoek met een vliegtuig weer terugkeerde naar zijn schip dat in die periode in een of andere buitenlandse haven lag afgemeerd. Zo vloog hij ook een keer via Amerika terug naar Nederland. In een flink tempo liep ik naar het gedenkteken. Bij toeval(?) stopte daar een auto met iemand van de bewaking. Ik vroeg aan die meneer of hij een foto van ons wilde maken. Nou ja 'ons', ik was er voor hem alleen.Hij maakte vriendelijk lachend een paar foto's van een malle toerist die per se met die paal op de foto wilde. Toen ik weer terugliep, leek het alsof ik in juichstemming gedragen werd naar de vertrekhal. Mijn missie was geslaagd!
Natuurlijk heb ik de hele groep weer meegenomen naar Nederland. Eén keer afscheid nemen vind ik meer dan genoeg. Het gemis is anders zo groot. Ik houd ze liever bij me.