Het is donker buiten. Voor het grote raam van de woonkamer ligt op het kozijn aan de buitenkant een dikke witte rand van sneeuw. Uit die witte laag kruipen langzaam de ijsbloemen tegen de ramen omhoog. De kolenkachel brandt en door de kamer klinkt een (hart)verwarmend liedje. Uit de tijd dat geluk nog gewoon was :