Bij ons kwam in de zomermaanden een ijscoman door de straat. Hij had een witte bakfiets met twee glimmende chromen deksels bovenop. De kar was voorzien van een dakje van vrolijk gestreept rood-wit doek. Op de kar stond ook een houder met een fles met knalrode limonade en een bakje met een ijsschep. Voor een duppie kon je een ijsje kopen. De ijscoman, gehuld in witte jas, pakte dan de ijsschep en spoelde hem eerst in het bakje af. Dan ging het chromen deksel van z'n plek en boog de man voorover om het ijs te scheppen. Als je er 5 cent bij deed, kreeg je ook wat rode limonade over de witte bol.
De eerste likjes van het witte bolletje smaakten naar chloor. In het bakje waar hij de lepel in bewaarde en afspoelde zat ook chloorwater. Net als in het water van het zwembad De Does. Het smaakte dus naar chloor, dat was alles. Voor de rest wist ik niet welke de gevolgen zouden kunnen zijn. Dat interesseerde mij ook geen snars. Zoveel ijsjes at ik ook weer niet. IJs van Voortman was het. De naam stond met sierlijke rode letters op de kar geschreven. Bij Voortman was blijkbaar alles rood-wit. Naarmate de zomer verstreek, zag ik het gezicht van de ijsventer ook roder worden. De ijsfabriek stond ergens in Leiden. Ik ben er nooit geweest. Sjakie wel. Maar dan in de chocoladefabriek.
Ander blogs en websites
▼